45
Luisteren
Tik of klik op de knop om de tekst te laten voorlezen.
Niet tevreden van het resultaat? Alles kan beter!
Laat het gedicht en de analyse voorlezen door een verbazend goede stem & beslis zelf wat je laat voorlezen. Bekijk deze website op computer, tablet of smartphone in Microsoft Edge (gratis programma), kies Hardop voorlezen.
In de instellingen (bovenaan) kan je de stem kiezen en de snelheid aanpassen. Kies voor Arnaud (Natural) of Dena (Natural).
Meer info en demo: Hardop voorlezen & Insluitende lezer
Hugo Claus
Het klemwoord: huis
7
Einde, verlaten vallei van niemand meer,
Waar bleven de wezens achtergelaten
Die mij bevolkten in een vroeger seizoen
In deze houten stad en in dit zand?
Nu klapwieken als reigers de halve deuren der herberg
Voor reizigers en liggen de ringen, waar de hengsten gebonden
Aan sprongen,
Stil.
Einde, november, nog geen sneeuw en nog geen gras
En geen gezang.
(Geen geschuifel in het gebeente van dit leven?)
Niemand is, niemand doet hier teken.
In de vallei in het zwijgzame zand zijn bezig
De mieren en de mollen van de nacht
En graven aan het verborgen verstand,
Aan de schuilende zinnen.
Uit: De Oostakkerse gedichten, Uitgeverij De Bezige Bij, 1955 – 19de druk 2023
Gedichtenanalyse
Het gedicht ‘Het klemwoord: huis 7’ komt uit de bundel De Oostakkerse gedichten (1955) van Hugo Claus (1929 – 2008), één van de drie na-oorlogse dichtbundels die behoren tot de Nederlandse canon van literaire werken – “50 essentiële teksten uit de Nederlandstalige literatuur” van de middeleeuwen tot 2000. De Oostakkerse gedichten staat daar in het selecte gezelschap van o.a. Van den vos Reynaerde, De Leeuw van Vlaenderen, Max Havelaar en Karakter.
De 26-jarige dichter had een eerste versie van het gedicht (net zoals vele andere uit deze bundel) al twee jaar eerder gepubliceerd in het tijdschrift Tijd en Mens. Tijdschrift van de Nieuwe Generatie. Voor de bundeluitgave had hij er nauwelijks een woord aan veranderd. Opvallend is wel dat hij het gedicht een veel klassiekere vorm gaf. Het gedicht telt niet langer drie strofen van acht, vijf en drie verzen, maar vier van vier regels. Hij splitste daartoe de eerste strofe van acht regels in tweeën; de vijfde regel van de daaropvolgende strofe telde oorspronkelijk maar één woord – ‘Teken.’ – een woord dat hij nu toevoegt aan de vierde regel; in de laatste strofe, ten slotte, splitste hij de derde regel – ‘En graven aan het verborgen verstand, de schuilende zinnen.’ – in tweeën en voegde een woord toe dat de welluidendheid ten goede doet komen: ‘En graven aan het verborgen verstand, / Aan de schuilende zinnen.’ Dat laatste had hij ook gedaan in regel 4: ‘In deze houten stad en in dit zand?’1Volledigheidshalve moet ik ook het schrappen van een komma in regel 12 toevoegen: ‘(Geen geschuifel in het gebeente van dit leven?)’ – een pauzeteken minder, misschien ook wel om de welluidendheid te bevorderen.
Toch eerder atypische ingrepen voor een dichter die bekend stond en staat als experimenteel dichter die “de heersende poëtische conventies in de poëzie radicaal over boord” gooide.2Bron: literairecanon.be
Eigenaardig is misschien dat de eerste regel van elk vers – zoals alle gedichten in de bundel – begint met een hoofdletter. Maar dat is een conventie3zie: Algemeen Letterkundig Lexicon: “VERS – Term uit de prosodie voor een regel van een gedicht, typografisch als versregel herkenbaar doordat hij niet, zoals de prozaregel, de hele breedte van de bladspiegel inneemt. (…) Visueel worden versregels gekenmerkt door hun onderlinge ongelijkheid van lengte; vooral de rechter marge vertoont een ongelijke dosering van wit. Deze in vergelijking met prozaregels grotere zelfstandigheid van versregels ten gevolge van het regeleinde wordt soms nog extra versterkt door andere kenmerken, zoals een hoofdletter aan het begin van elke regel, eindrijm en metrum.” die nog andere dichters hanteerden – zoals de traditionalistische dichter J. C. Bloem (1887 – 1966) of zelfs de modernist T.S. Eliot in The Waste Land (1922).
Claus mag dan naast een experimentele, ook een hermetische dichter heten te zijn, toch lijkt de betekenis van dit gedicht niet moeilijk te achterhalen. Het gedicht maakt de donkere, beklemmende sfeer van de cyclus ‘Het klemwoord: huis’ helemaal waar. Er is de geografische plaatsbepaling: de dichter zoomt in op een ‘vallei’, daarin ‘een stad’, en daarin een huis: ‘een herberg’. Maar veel belangrijker is de beklemmende, onheilspellende sfeer die er vanaf het eerste woord staat als een huis: ‘Einde,’ – de komma voegt een pauze toe om de (emotionele) betekenis van het woord ten volle te laten doordringen. En dan herhaalt de dichter in de eerste acht regels op nadrukkelijke, barokke wijze dat de vallei, de stad, de herberg verlaten zijn. De metaforische vondst is dat het poëtische ik die vallei, die stad is: ‘die mij bevolkten …’ De ik voelt zich verlaten, hij voelt het einde naderen, hij voelt zich beklemd.4“Tal van klemmen – dat was het woord dat hij altijd weer gebruikt – zetten hem vast: de klem van het verleden, van het gezin, de familie, het internaat, het eigen lichaam, de maatschappelijke normen.” Marc Schaevers, De levens van Claus. Biografie, 2024, blz. 14.
De hele scène doet denken aan een western-film. Wij zijn niet langer in Oostakker, en niet in Vlaanderen: er is een ‘vallei‘, er is geen stad van steen en beton, maar van ‘hout’; er is geen bestrating, geen wei- en akkerland, maar ‘zand’. Maar het zijn vooral de ‘halve deuren’ en de (ontbrekende) ‘hengsten’ (al even mannelijk als hun berijders) die ons doen denken aan de in de vijftiger jaren bijzonder populaire Amerikaanse westerns zoals High Noon (1952).5Hugo Claus was een echte filmfanaat. Elly Overzier, zijn vriendin waarmee hij in 1955 trouwde, was een model dat graag actrice wilde worden. Haar zoektocht bracht het koppel in de periode 1950 – 1955 eerst naar Parijs, daarna naar Italië. In Italië schreef Claus ook filmscenario’s. Veel later zou hij zelf enkele films regisseren. bron: Marc Schaevers, De levens van Claus. Biografie, 2024 Enkel de ‘reigers’ verraden dat een landgenoot, een man van het platte land, de boerenbuiten, de hele scène beleeft, een man van woorden trouwens: ‘reigers’ rijmt heerlijk met ‘reizigers’ in de volgende regel – ik kom hierop nog terug.
De tweede strofe eindigt met een opvallende ultrakorte versregel – de enige in het gedicht na de vorm-ingreep in de eerste versie – die de ‘Stilte.’ mede door hoofdletter en punt oorverdovend nadrukkelijk maakt.
De derde strofe begint opnieuw met ‘Einde,’ en ook nu wordt de beklemming van dat einde in beelden herhaald: ‘november’ (het einde van het jaar nadert). De verlatenheid, het ontbreken van leven wordt in de verf gezet: ‘geen sneeuw’, ‘geen gras’, ‘geen gezang’, ‘geen geschuifel’ (“zich voetje voor voetje voortbewegen” (van Dale) maar in Vlaanderen ook “gefluit”), ‘niemand is’, ‘niemand doet hier teken’ – de herhaling van ‘geen’ en van ‘niemand’ benadrukt de saaie monotonie van het leven nu.
In de vierde en laatste strofe wordt de ‘vallei’ en het ‘zand’ herhaald van de eerste strofe, het zand wordt net als in de eerste strofe gepersonifieerd: ‘zwijgzame’ – cf ook ‘(Geen geschuifel in het gebeente van dit leven?)’ in de vorige strofe: het is het poëtische ik dat zich zo voelt. Het gedicht wordt op die manier mooi cyclisch afgerond. Maar de verontrusting, de ontreddering is compleet: de mensen zijn dan wel verdwenen, het zijn nu ‘De mieren’ en ‘de mollen’ die hun vernietigend werk doen: ze ‘graven’ blind – in de ‘nacht’. Het slachtoffer is het ‘verstand’, ‘de zinnen’ – de zintuigen, de zintuigelijke ervaringen of de taal en dus de woorden, onontbeerlijk voor het maken van poëzie.
Het gedicht wordt evenwel heerlijk klankrijk geserveerd. Niet alleen de beelden, maar ook de assonanties en alliteraties buitelen over elkaar en maken het gedicht tot een hoorbare poëtische weeklacht. De klankherhalingen staan hieronder in vetjes, de woordherhalingen in cursief:
Einde, verlaten vallei van niemand meer,
Waar bleven de wezens achtergelaten
Die mij bevolkten in een vroeger seizoen
In deze houten stad en in dit zand?
Nu klapwieken als reigers de halve deuren der herberg
Voor reizigers en liggen de ringen, waar de hengsten gebonden
Aan sprongen,
Stil.
Einde, november, nog geen sneeuw en nog geen gras
En geen gezang.
(Geen geschuifel in het gebeente van dit leven?)
Niemand is, niemand doet hier teken.
In de vallei in het zwijgzame zand zijn bezig
De mieren en de mollen van de nacht
En graven aan het verborgen verstand,
Aan de schuilende zinnen.
Wat een trieste pracht! Hoe heerlijk om zo hardop declamerend een dreigende depressie en crisis te proberen counteren. Je voelt hoe de dichter er alles aan zal doen om aan dit wrede lot te ontsnappen. Weg uit deze verstikkende, levenloze omgeving! Weg uit Oostakker!6 Gedurende een klein half jaar woonde Hugo Claus – (nu en dan) samen met zijn vriendin Elly Overzier – bij zijn ouders in Oostakker, die er net een ‘kasteeltje’ hadden gehuurd. Bohemiens Claus en Elly betrokken er het koetshuis. Claus (23) en Elly (24) arriveerden in augustus 1952 vanuit Parijs en vertrokken eind januari 1953 om er nooit meer terug te keren naar … Italië. Claus volgde zijn vriendin waar haar carrière haar bracht als fotomodel en actrice. Aan die zoektocht kwam een einde in 1955. Zij kwamen terug naar België, trouwden en gingen in Gent wonen. – Bron: Marc Schaevers, De levens van Claus. Biografie, 2024.
Joost Dancet
Bronnen en extra info
In de gedichtenanalyse staan (onderstreepte) hyperlinks en (genummerde) voetnoten waarop je kan klikken of tikken met extra info en verwijzingen naar mijn bronnen.