19
Maria Barnas
_ _ _
IK LIG HIER ZALIG
‘The monster I kill every day is the monster of realism. The monster
who attacks me every day is destruction. Out of the duel comes the
transformation.’
Anaïs Nin, Henry and June, 1986
Ik zie mezelf liever wel en liever
niet door de ogen van de minnaar
die ik liever wel en liever niet
de mijne noem want wat bezit ik
hier en wie wanneer mijn lichaam
sporen draagt vorm krijgt vormen
door het kijken naar haar die ik
liever wel en liever niet de minnares
noem want zij is van mij zoals ik hem
steeds meer toebehoor en niet.
Wij luiden een verleden in.
Wij lokken een lomere toekomst uit.
Ik ben hier heer en meester hoer
en meesteres. Wie wil mij beschermen?
En wie beschadigt mij? Kijk nu
niet weg. Ik lig hier zalig op de loer.
_ _ _
Uit Nachtboot, Uitgeverij Van Oorschot, 2018.
Analyse
Een gedicht interpreteren is altijd een wat hachelijke onderneming. Heeft de dichter bedoeld wat je er als lezer allemaal in leest? Nog hachelijker is het een erotisch gedicht te interpreteren. Het is zo’n beetje als bij dat mopje over de Rorschachtest. Een man ziet enkel naakte vrouwen en andere erotische taferelen in de inktvlekken die hij te zien krijgt tijdens een onderzoek. Wanneer de psychiater daarna zegt dat de man echt geobsedeerd is door seks, dan roept hij verontwaardigd dat het toch wel de dokter is die hem al die vieze prentjes toont.
In Nachtboot – de vierde en ook nu weer fel bejubelde dichtbundel van Maria Barnas – beginnen maar liefst zeven (of acht) gedichten met een citaat.[1] De titel ‘Ik lig hier zalig’ zet de lezer misschien op het verkeerde been. Denkt hij of zij nog aan een baby of aan een kat, dan krijgt het zalige liggen een eerste erotische wending doordat het citaat waarmee het gedicht begint er eentje is van de Frans-Cubaanse auteur Anaïs Nin (1903 – 1977) bekend van haar erotische verhalen maar vooral van haar bijzonder openhartige dagboeken. Het fragment in kwestie is te vinden in Henry and June, het eerste deel van haar dagboeken (maar wel van de ongekuiste, postuum gepubliceerde versie uit 1986) waarin ze inzoomt op haar passionele relatie met de eveneens in Parijs wonende Amerikaanse schrijver Henry Miller en vooral zijn echtgenote June Miller.
Het bekende citaat [2] gaat echter niet over die (seksuele) relatie tenzij misschien op een wel erg abstract (Rorschach)niveau: “Het monster dat ik elke dag te lijf ga, is het monster van het realisme. Het monster dat me elke dag aanvalt is de vernietiging. Uit dat duel komt de transformatie.” Meestal hoort ook de volgende zin uit dat dagboek bij het citaat: “Ik verander vernietiging steeds weer in schepping.” Maria Barnas moet dus een goede reden hebben om die regel te schrappen die zo nadrukkelijk verwijst naar het kunstenaarschap. Wat ze Anaïs Nin nu laat zeggen is dat zij de werkelijkheid als een monster ervaart dat uit is op de vernietiging van haar diepste wezen. Maar het gevecht dat ze aangaat met dat monster van het realisme – het normale, het gewone – verandert haar, transformeert haar … Mag ik dit parafraseren met ‘doet haar werkelijk leven’?
De verzen die volgen zijn onmiskenbaar erotisch. Daar zorgen woorden voor als ‘minnaar’, ‘minnares’, ‘heer’, ‘meester’, ‘hoer’, ‘meesteres’, ‘zalig (liggen)’. De focus ligt daarbij niet op de seksuele handelingen zelf maar op het elkaar bekijken en nog meer op het elkaar bezitten, het elkaar ’toebehoren’ of net niet. Het gaat dus veeleer over de impact van seksualiteit en intimiteit op de relaties tussen mensen.
Muzikale vorm
Daarbij komt dat dit ook nog eens een bijzonder muzikaal gedicht is. Daarvoor zorgen de letterlijke herhalingen, de parallelle constructies en de vele alliteraties en assonanties (zie hieronder). Die muzikale sensualiteit wordt mijns inziens nog intenser door een ander vormkenmerk: de vele enjambementen die de lezer voortdurend in een soort spanning houden. De betekenis van vele verzen wordt inderdaad al of niet met echte enjambementen slechts duidelijk in de volgende regel(s). Een spanning die nog verhevigd wordt door het (aanvankelijk) ontbreken van komma’s en/of andere leestekens. De eerste 10 regels vormen zelfs één bijzonder lange zin. Die ontbrekende leestekens geef ik hieronder aan met schuine strepen; waar er leestekens staan, plaats ik het schuine streepje tussen haakjes zodat de enjambementen toch duidelijk te onderscheiden zijn.
Ik zie mezelf liever wel / en liever
niet / door de ogen van de minnaar/
die ik liever wel / en liever niet/
de mijne noem / want wat bezit ik
hier / en wie / wanneer mijn lichaam
sporen draagt / vorm krijgt / vormen /
door het kijken naar haar / die ik /
liever wel /en liever niet / de minnares
noem / want zij is van mij / zoals ik hem
steeds meer toebehoor / en niet. (/)
Wij luiden een verleden in. (/)
Wij lokken een lomere toekomst uit. (/)
Ik ben hier heer en meester / hoer
en meesteres. (/) Wie wil mij beschermen? (/)
En wie beschadigt mij? (/) Kijk nu
niet weg. (/) Ik lig hier zalig op de loer. (/) [3]
De erotische spanning die hier sensueel, muzikaal beschreven wordt, is daarenboven bijzonder vreemd, bizar en provocerend omdat de ik zowel een ‘minnaar’ als een ‘minnares’ (b)lijkt te hebben, de ik (b)lijkt zowel een ‘meester’ als een ‘meesteres’ te zijn. De ik kijkt naar een hij zowel als naar een zij: ‘zij is van mij zoals ik hem steeds meer toebehoor’. En welke (erotische) betekenis zit er verborgen in het beeld ‘wanneer mijn lichaam / sporen draagt vorm krijgt vormen/(…)’?
Even verduidelijken hoe ik het eerst zag
Ik zie mezelf liever wel en liever
niet door de ogen van de minnaar
die ik liever wel en liever niet
de mijne noem want wat bezit ik
hier en wie wanneer mijn lichaam
sporen draagt vorm krijgt vormen
‘Liever’ impliceert meestal liever dan iets anders, maar in de eerste strofe blijkt dat de ik het blijkbaar beide wil: ‘liever wel en liever niet’. Wat de ik wil is tegelijkertijd zichzelf wel en niet bekijken door de ogen van haar minnaar. Geliefden willen tegelijkertijd wel en niet afhankelijk zijn van een ander, van de blik van de ander.
De ik wil haar minnaar de hare noemen en tegelijkertijd ook niet. Haar minnaar moet ten volle de hare zijn, maar hij moet dat tegelijk willen uit zichzelf.
Ze vraagt zich af wat het voor haar betekent een minnaar te hebben. Vooral omdat blijkt dat haar lichaam ‘sporen draagt, vorm krijgt, vormen’ (mijn interpunctie). De formulering herinnert aan het citaat bovenaan het gedicht: “Out of the duel comes the transformation.’ Wat is er gebeurd? Draagt haar lichaam letterlijk de sporen van het liefdespel? Of is het veeleer figuurlijk bedoeld – voelt haar lichaam anders aan nu zij een minnaar heeft?
door het kijken naar haar die ik
liever wel en liever niet de minnares
noem want zij is van mij zoals ik hem
steeds meer toebehoor en niet.
In de volgende strofe blijkt dat die verandering niet veroorzaakt wordt door een seksuele daad maar door het kijken en – belangrijker of beter verontrustender en provocerender – niet door het kijken naar de minnaar, maar naar de minnares! Is er hier sprake van een plots veranderen van perspectief, zitten we nu totaal onverwacht in de gedachtegang van de minnaar? Dat is een mogelijke lezing. [4] Maar waar begint die perspectiefwissel dan precies? En tot waar dan wel? En gebeurt dit ook nog verder in het gedicht …
Of heeft de ik naast een minnaar ook een minnares? De dichter duwt de lezer een beetje in die richting door het citaat bovenaan. Even kort door de bocht: Anaïs Nin vond dat ze de heteroseksuele liefde beter leerde kennen via de ontmoeting en de relatie met June Miller, de toenmalige ex van Henry Miller.[5] Terug naar het gedicht. Met haar minnares is de verhouding van de ik net dezelfde als die met haar minnaar. Ze wil helemaal van de ander zijn en tegelijkertijd vrij en onafhankelijk voor die andere kiezen.
Of doet de ik nu wat ze in de eerste verzen aankondigde? Ziet ze zichzelf nu even door de ogen van haar minnaar waarvan wij nu dus weten dat ze hoopt dat hij net hetzelfde denkt: mijn minnares is van mij en tegelijkertijd niet, zij kiest mij uit vrije wil.
Die verschillende interpretaties is iets waar Maria Barnas als dichter steeds bewust op zoek naar is: “Voor mij is een gedicht geslaagd als de lezer het niet mee wil zingen, niet uit zijn hoofd wil leren, omdat hij weet dat het gedicht elke keer dat hij het leest, een nieuwe vorm aanneemt.” [6]
Wij luiden een verleden in.
Wij lokken een lomere toekomst uit.
Ik ben hier heer en meester hoer
en meesteres. Wie wil mij beschermen?
En wie beschadigt mij? Kijk nu
niet weg. Ik lig hier zalig op de loer.
Maar er is nog meer dat de lezer wil ontraadselen. ‘Inluiden’ betekent iets nieuws beginnen – maar hier wordt een verleden ingeluid. Het einde van een onvolkomen of zelfs liefdeloos samenzijn, een episode in hun relatie die ze nu gelukkig achter zich kunnen laten? Iets ‘uitlokken’ is iemand ertoe brengen iets te doen – maar hier is dat dan vooral om iets niet te doen. ‘Loom’ is op een prettige manier moe en lui zijn, zalig liggen, en dat samen dus: ‘wij’.
De ik voelt zich nu de soevereine heerser. De uitdrukking ‘heer en meester’ roept in een context van relaties tussen mannen en vrouwen ook allerlei seksuele connotaties op (sadomasochisme). Zeker nadat de ik er direct daarna ‘hoer en meesteres’ van maakt. Zij is diegene die haar lichaam geeft aan de andere maar die dat uit vrije wil doet, omdat zij dat prettig vindt en dat wil.
Dat de ik verlangt om beschermd te worden begrijpen we natuurlijk. Maar hier lijkt het erop dat ze het misschien ook niet zo erg vindt om beschadigd te worden? Of is het toch vooral een terechte vrees – ook geliefden kunnen elkaar kwetsen – en wil ze enkel kiezen voor wie echt van haar houdt? ‘Beschadigen’ is ook een mooie echo van ‘destruction’ in het citaat van Anaïs Nin.
Met de regel ‘Kijk nu niet weg.’ spreekt de ik direct haar minnaar aan. Is hij eventjes afgeleid of echt bang geworden van zoveel vrouwelijke openheid en seksuele eerlijkheid? Door die imperatief lijkt het zelfs alsof de lezer zelf in het erotische spel van aantrekking en afstoting wordt betrokken. De titel krijgt in de eindregel dan ook een wat gevaarlijke, vrouwelijk-erotische aanvulling: ‘ik lig hier zalig op de loer.’
Maar …
Het is verleidelijk om als lezer vanaf het begin aan te nemen dat de ik een vrouw is: de dichter is een vrouw, de ik heeft in de eerste strofe een minnaar, er is het erotische spel van kijken en bekeken worden enz. Maar waarom staat er in die eerste strofe ‘de minnaar’: ‘Ik zie mezelf liever wel en / liever niet door de ogen van de minnaar’. Het zou ook de klankrijkdom – toch erg belangrijk in dit gedicht, zie hoger – ten goede komen mocht er ‘mijn minnaar’ staan?
Waarom staat er in de laatste strofe ‘op de loer’. Wat dreigt er dan te gebeuren? Komt haar ware aard boven? De aard van elke mens in een liefdesrelatie? Is zij – zijn wij – dan toch bezitterig? Voelt de ik zich plots toch een soort mannenverslindster – uit op het opslokken, vernietigen van haar minnaar? Die blijkbaar daarom verschrikt weg kijkt?
Neen, er is nog een mogelijkheid. De ik die hier zo zalig ligt, is geen verleidelijke vrouw met een minnaar en een minnares. De ik is zelfs helemaal geen mens van vlees en bloed, maar een ingebeeld personage. Geen personage ontsproten aan de verbeelding van de dichter, maar het monster dat zo prominent aanwezig was in het leven van Anaïs Nin – en misschien bij uitbreiding elke mens. Het monster waarmee zij dagelijks het gevecht aanging. Het monster dat zij ‘realisme’ noemde en dat ‘op de loer’ lag om haar te vernietigen. Een monster waarvan Maria Barnas hier een verleidelijk sexy monster maakt dat zij begerig en cynisch laat kijken naar beide geliefden.
Daarom laat Maria Barnas het laatste zinnetje uit het citaat weg. De focus mag niet liggen op Anaïs Nin en/of kunst en literatuur – de ‘winst’ die Anaïs Nin haalt uit haar dagelijks gevecht. Dit gedicht gaat immers over het monster zelf: ‘The monster I kill … The monster who …’ .
Het monster kijkt eerst naar de minnaar en dan pas naar de minnares (Anaïs Nin) omdat zij het is die het gevecht aangaat met het monster: ‘Out of the duel comes the transformation.’ Door haar ‘draagt’ het lichaam van het monster ‘sporen, krijgt het vormen’.
Het monster van het realisme is een bedreiging voor beide geliefden. Overleeft het liefdesavontuur? Het monster zou dit verleden maar wat graag achter zich laten en dus de zegeklok luiden. Ach misschien valt de liefde ten prooi aan verveling, sleur en gewoontevorming. Het monster ziet maar al te graag een ‘lome’ toekomst tegemoet.
‘Kijk nu niet weg’ is een retorische vondst van de dichter om de lezer erbij te betrekken. Wordt hij of zij het volgende slachtoffer van het monster realisme?
Plausibele interpretaties die naast elkaar kunnen bestaan? Ik vind van wel. Het monster kijkt immers als een verliefde minnaar/minnares naar haar prooien. Barnas schreef een subliem muzikaal gepolijst Rorschachgedicht met verleidelijke kronkels. Over liefde, relaties, verleiden, seksualiteit en het allesverslindende monster realisme.
Joost Dancet
Met dank aan Marianne, Koen Vandendriessche en Katrien Olivier die steeds opnieuw mijn kritische lezers van het eerste uur zijn …
_______________
Voetnoten
[1]
De bundel bevat 36 gedichten, waarvan enkele twee of meer delen of aparte gedichten bevatten. ‘Woordbij’ I en II hebben elk een citaat.
[2]
Het citaat is te vinden op websites als goodreads.com, justbestquotes.com, magicalquote.com enz. Mijn Google zoekactie.
[3]
Ik hoop dat de lezer mij vergeeft om alliteraties en assonanties een beetje ruim te interpreteren. Strikt genomen moeten die binnen een vers voorkomen. Maar ik maak me sterk dat nogal wat woorden door dichters worden gekozen net omdat ze een klankovereenkomst hebben met eerder in het gedicht voorkomende woorden.
[4]
Dichter Obe Alkema citeert de eerste 4 strofen van dit gedicht en heeft het – zonder verder uitleg – over een perspectiefwissel in ‘Een bundel vol geslepen taal en sluipende spanning’, zijn recensie van de dichtbundel ‘Nachtboot’ in NRC.
[5]
Een beetje minder kort door de bocht: de korte samenvatting van ‘Henry en June’:
“Eind 1931 is de 28-jarige Anaïs Nin ontevreden over het feit dat ze een schuchtere, trouwe echtgenote is van de 40-jarige bankier en kunstenaar Hugh Parker Guiler. Samen overwegen ze de mogelijkheid om hun relatie te openen maar besluiten dat dit hun huwelijk in gevaar zou brengen. Maar wanneer Anaïs June Miller – de 29-jarige wettelijk echtgenote van de 40-jarige schrijver Henry Miller – ontmoet, is ze magnetisch aangetrokken tot haar en ziet ze June als de mooiste en meest charismatische vrouw die ze ooit heeft ontmoet. Nin start een zeer intense, dubbelzinnige, seksueel geladen vriendschap met haar. Wanneer June een tijdje daarna definitief breekt met Miller, begint Anaïs Nin een ongeremde seksuele en emotionele affaire met hem, wat een intellectueel en sensueel ontwaken veroorzaakt. Het is de start van een levenslange vriendschap tussen beide kunstenaars.” bron: Wikipedia, vrij vertaald met de hulp van DeepL.com.
[6]
https://interviewsekkers.blogspot.com/2014/01/er-moet-iets-verschuiven-maria-barnas.html