40
marwin vos
_ _ _
BINDSTUKKEN
_ _ _
Uit: wilde dood (2022)
Analyse
Het zal voor menig poëzierecensent toch wel even schrikken geweest zijn toen op 17 mei 2023 marwin vos (zonder hoofdletters zoals zij het zelf wil) de felbegeerde Grote Poëzieprijs toegekend kreeg voor haar dichtbundel wilde dood. De bundel werd niet één keer genoemd door het kruim van de literaire poëziekritiek in de jaarlijkse Awater Poëzieprijs, waarvoor zij hun top drie mochten inzenden. Niet dat marwin vos (°1962) toen een debutante was, ook haar vorige, derde dichtbundel werd genomineerd voor dezelfde Grote Poëzieprijs in 2020.
De bundel wilde dood valt onmiddellijk op door zijn door de dichter bedachte, eigenzinnige gestileerde vormgeving – vandaar dat je hierboven een foto krijgt van het gedicht uit de bundel. De letters van de titel op de kaft en van de 12 afdelingen van de bundel staan – in de juiste volgorde – verspreid over de gehele bladspiegel. De gedichten binnenin variëren van blanke verzen, al of niet in strofen naar korte, als in doorlopend proza gezette gedichten – gevolgd door veel wit. De opvallende lettering van de titels zorgt voor een vertragende, zorgvuldige lezing – een noodzaak voor elke vorm van poëzie. Maar die vormgeving dient tegelijk een belangrijker thematisch doel: de letters lijken verspreide brokstukken, fragmenten die samen een geheel vormen. Zeven van de afdelingen worden trouwens stukken genoemd: ‘conversatiestukken’, ‘huilstukken’, ‘weigerstukken’ … De vele fragmenten en brokstukken – de bundel telt 120 pagina’s – lijken zo evenzoveel pogingen van de dichter om de dood, zelfmoord (hij of zij ‘wilde dood’), verlies en rouw in allerlei vormen en aspecten op te roepen. De bundel is op die manier niet alleen een confronterend, hallucinant leesavontuur, maar best ook een mentaal uitputtende ervaring. Maar moet poëzie niet vooral zijn zoals Vlaamse dichter Mustafa Kör het vandaag in mijn krant verkondigt: “Ga niet voor structuur en het conventionele. Ga voor verwarring en betovering.”
Het gedicht dat ik hier bespreek, is het eerste van zeven titelloze gedichten uit de niet-genummerde achtste afdeling ‘bindstukken’. De eerste vijf gedichten hebben dezelfde ongebruikelijke, voor poëzielezers provocerende proza-look: een korte uitgevulde alinea – net zoals de 8 gedichten van de tweede afdeling, 11 van de 13 van de vijfde, alle 8 van de zesde en 8 van de 9 gedichten van de 11de afdeling. In alle gedichten in de bundel zijn er geen hoofdletters aan het begin van zinnen, interpunctie ontbreekt bijna steeds, op een enkel punt of – zoals hier – vraagteken na. Hoofdletters ontbreken ook in plaatsnamen, in andere gedichten ook in eigennamen enz. Die onconventionele schriftuur vertraagt een eerste lezing aanzienlijk, maar toch levert dat weinig of geen problemen op. Net zoals in sommige andere gedichten staat ook hier een zinnetje cursief – alsof het door iemand anders wordt uitgesproken of omdat het meer zwaarte moet krijgen.
De woorden en de zinnen leveren verder weinig moeilijkheden op. Wat wel opvalt is het moderne, onpoëtische vakjargon: ‘sociale technologie’, ‘managen’, ‘syntax’, ‘empathische materialiteiten’ – tot je in de laatste regel ten volle begrijpt welke pijnlijke betekenis die woorden verbergen over de manier waarop wij in Europa illegale immigranten aan onze grenzen in kampementen vasthouden/opsluiten: aan het Nauw van Calais, aan de grens bij de Poolse dorpje Starzyna en in het opvangcentrum Ter Apel waar iedereen die in Nederland asiel wil aanvragen zich moet aanmelden. Voor wie zijn geheugen wil opfrissen, tik of klik op de (onderstreepte) links.
In mijn close reading bespreek ik nog enkele details waardoor marwin vos dit brokstuk over de dood alleen maar nog pijnlijker maakt. Ik doe dat een beetje oneerbiedig zinnetje na zinnetje – zes in totaal. Of hoe taal, hoe poëzie de werkelijkheid ten volle laat schrijnen.
je ziet nu beter hoe de bossen en velden zich aaneenrijgen met grenszones en begraafplaatsen tot een keten waar de onuitputtelijke sociale technologie in het managen van lijden tot uitdrukking komt
Vanaf de eerste regel spreekt het poëtisch ik zichzelf toe en meteen ook ons lezende ik, en het lijkt of wat nu zal verwoord worden, een nieuw, helderder inzicht is: ‘je ziet nu beter’. Het lijkt wel of je nu de wereld vanuit vogelperspectief kan zien: zijn het aanvankelijk nog idyllische ‘bossen’ en ‘velden’, direct daarna krijgt het ‘aaneenrijgen’ een dreigender karakter: ‘grenszones’ maar vooral door ‘begraafplaatsen’ die zo een ‘keten’ worden – dit maakt het niet alleen een reeks van elkaar opvolgende landschapselementen, maar ook een pijndoende ketting.
Het pijnlijke lot van de immigranten wordt in Europa liefst zo ver mogelijk van iedereen gehouden – aan de grenszones. Komen ze om in hun poging zeeën te overwinnen dan komen ze daar te liggen – op ‘begraafplaatsen’ uit het zicht van de overgrote meerderheid van de bevolking. Politici proberen zo het probleem te ‘managen’, het is slechts een van de mogelijke manieren (‘onuitputtelijke sociale technologie’) om het menselijk leed van immigranten buiten beeld te houden.
is dit de syntax van een ander huis?
De dichter werpt metaforisch een bijzonder pijnlijke vraag op – moet een huis, niet een thuis zijn of worden: moet niet lijden, maar geborgenheid, veiligheid, gezelligheid de wezenlijke bestanddelen van dat (Europese) huis zijn? ‘syntax van een ander huis’ wordt de titel van de daaropvolgende (negende) afdeling – het is één van de ‘bindstukken’ tussen dit en de andere gedichten
een scherp wij denkt kleine kolonies aan de grens lokken om ze daar als een voorhoede een wapen kleine taken te laten uitvoeren met knipscharen traangasgranaten en stenguns
Wij in Europa zijn vaak ‘een scherp wij’, een onvermurwbare meerderheid: ‘wij’ tegenover zij.
Die groepjes immigranten worden ‘kolonies’ genoemd – “groepen mensen uit hetzelfde land die in het buitenland bij elkaar wonen” (woorden.org) Wat meteen doet denken aan hoe wij vroeger met grote delen van de wereld omgingen: als wingewesten voor onze eigen portemonnee.
Deze hele episode herinnert ons aan wat Wit-Rusland probeerde in 2021. De dichter zal die episode kort duiden in de laatste afdeling van de bundel – een al even eigenzinnig opgestelde bronnenlijst:
* duizenden vluchtelingen uit syrië die asiel zoeken aan de grens bij starzyna en ter apel *
Wat was er aan de hand? Immigranten uit Syrië werden gesommeerd om via West-Rusland Polen binnen te geraken. Om er zo steeds meer te overhalen zodat de immigranten van vandaag een ‘voorhoede’ zijn? Om op die manier Europa te destabiliseren: ‘een wapen’? De gebeurtenis ‘kleine taken’ noemen, staat in sterk contrast met het geweld dat ‘knipscharen traangasgranaten en stenguns’ kunnen veroorzaken.
hun ontberingen bewerken empathische materialiteiten en zetten nieuwe vriend- en vijandrelaties uit
Het lijden, versterkend ‘ontberingen’ genoemd wordt zo inzet van een geopolitiek spel dat inspeelt op medeleven met het barre lot van deze mensen. Het feit dat dit medelijden en/of die vijandigheid niet echt de lading dekt van wat er in se gebeurde, wordt in de verf gezet door het formeel gewichtig klinkende ‘materialiteiten’, het lijkt inderdaad een in geheime kamers uitgedacht fabrikaat.
dood is groter naarmate ze dichterbij komt
De dood van mensen is aangrijpender als het dicht bij ons plaats vindt – maakt de personificatie de dood zintuigelijk groter, dreigender, levend?
het nauw van calais de grens bij starzyna en ter apel raken me bijna
In de laatste regel wordt het – zoals ik hierboven al schreef – met het benoemen van drie concrete plaatsen helemaal duidelijk waarover het gaat – met een drieslag die wat er gebeurt retorisch extra gewicht probeert te geven. Het allerlaatste woord – als je het gedicht hardop leest misschien wel een aparte zin – maakt het allemaal nog echter én schrijnender. Wat vandaag met immigranten gebeurt, raakt de ik, raakt mij, raakt de meeste mensen slechts … ‘bijna’. Als je eerlijk bent, eigenlijk veel te weinig. Of hoe dit gedicht van marwin vos haarzelf en de lezer een geweten probeert te schoppen.
Joost Dancet
met dank aan Marianne, steeds opnieuw mijn eerste kritische lezer