36

Roelof ten Napel

_ _ _

WIE ZICH SAMEN HERHAALT

Je raakt uitgesmeerd, is dat het niet.
Als je iemand blijft ontmoeten raken de randen
vager tussen wie je bent
en wie je gister was. Je blijft jezelf méér,
omdat ook iemand anders zich
jou herinnert: iemand kan je geven
wat je van jezelf vergeten bent, wat niet was opgedoemd
als niemand het meer wist.
Een kort, onaf begrip

van wat een vriend is:
iemand die zich jou herinnert, maar benieuwd blijft
naar wat verandert, zich jou
op meer manieren herinneren wil.

_ _ _

Uit: Dagen in huis, Hollands Diep, 2021.

Gedichtenanalyse

Een metafoor is een blije vergissing: door het woordgebruik te verwarren, maak je plaats voor iets dat maar moeilijk kan worden gezegd.
Roelof ten Napel, Over plooien, Spui 25

Het woedeboek, de debuutbundel van Roelof ten Napel (°Nederland, 1993) werd in 2019 genomineerd voor De Grote Poëzieprijs, Nederlands meest prestigieuze jaarlijkse poëzieprijs. Ook zijn tweede dichtbundel In het vlees viel die eer te beurt in 2021. Op 13 mei 2022 mocht Roelof ten Napel die prijs in ontvangst nemen. Een vakjury vond zijn derde bundel Dagen in huis de beste dichtbundel van het jaar 2021. Nog voor zijn dertigste verjaardag heeft Roelof ten Napel, die ook nog een verhalenbundel en een roman publiceerde, naam gemaakt in de Nederlandse literatuur. Zijn drie dichtbundels zijn – daarbij ook nog eens – geen variaties op hetzelfde thema. Integendeel, ze hebben elk hun eigen signatuur, waarvan de titels de lading dekken. Het woedeboek gaat over de breuk met familie en geloof en het in het reine komen met de eigen homoseksuele geaardheid. In het vlees is een verkenning in eigenzinnige sonnet-vormen van pijn. Dagen in huis is verstilde, ‘denkerige’ poëzie waarin de onuitgesproken corona-lockdowns van ‘blijf in je kot’ de dichter deed inzoomen op ramen, tafels, handen, eksters …

Het gedicht ‘Wie zich samen herhaalt’ staat op pagina 18 van Dagen in huis. De bundel, die merkwaardig genoeg geen inhoudsopgave bevat vooraan of achteraan, is verder even opvallend eigengereid geordend. Een zwart kader op pagina 45 gevolgd door een witte pagina lijkt de bundel in twee naamloze cycli van gedichten op te delen. Het eerste en het laatste gedicht van de bundel lijken dan weer een proloog en een epiloog. Het eerste gedicht ‘Eerst nog dit’ wordt van de andere gescheiden door een lege pagina en het motto ontleend aan Iris Murdoch. De titel van het eerste gedicht, geeft aan dat de dichter nog vlug voor de eigenlijke aanvang van de bundel, vertrouwelijk en intiem een raadgeving aan de lezer mee wil geven. Het motto ‘Het maakt ons, bijvoorbeeld, blij.’ wil de lezer misschien wel wijzen op een mogelijke bedoeling van de gedichten. En dat op nederige wijze, want de lezer blij maken is slechts een voorbeeld. Ook tussen het laatste gedicht ‘Wat nog onaf schijnt’ en het voorlaatste is er een lege pagina. De gedichten blijken verder opvallend veel naar elkaar te verwijzen. Dat gebeurt niet enkel in de titels zoals ‘In het raam’, ‘Meer over ramen’ en ‘Uit het raam’, maar ook in de gedichten zelf – wat de inhoudelijke samenhang van de bundel nog meer versterkt. Roelof ten Napel: een dichter met een missie én een visie zo lijkt het wel.

WIE ZICH SAMEN HERHAALT

De titels van de gedichten in Dagen in huis zijn veelal makkelijk te begrijpen, laconiek lapidair zelfs: ‘Iets over de hand’, ‘Ergens horen’, ‘Over regen’, ‘Meer regen’ … Dit is hier niet het geval. ‘Wie zich samen herhaalt’ klinkt poëtisch, mysterieus, of in elk geval ‘bevreemdend’ en ‘eigengereid’: zoek de titel op in Google en je komt enkel URL’s op het spoor die verwijzen naar dit gedicht. Niemand zette die vier woorden eerder op een rij. Benieuwd.

Je raakt uitgesmeerd, is dat het niet.

De eerste zin is meteen al even mysterieus. Je kan choco en confituur, bijvoorbeeld, uitsmeren, maar zelf uitgesmeerd raken? Wat bedoelt de dichter? De toevoeging ‘is dat het niet’ lijkt te suggereren dat hij iets probeert uit te leggen – de titel? – maar niet zeker weet of zijn uitleg, zijn metafoor klopt. Bijzonder is ook dat de zin niet eindigt op een vraagteken, maar een punt. Het is niet zozeer een (levensgrote) vraag, maar eerder een bedenking, een constatering: hij weet dat hij (slechts) probeert en tast …

Als je iemand blijft ontmoeten raken de randen
vager tussen wie je bent
en wie je gister was. (…)

Deze tweede zin van het gedicht wordt over drie verzen gesmeerd. De enjambementen zorgen voor de nodige spanning – alsof je samen met de dichter mee ontdekt wat hij precies wil zeggen. ‘Als je iemand blijft ontmoeten’ lijkt de echo van de titel ‘Wie zich samen herhaalt’: twee mensen die elkaar blijven ontmoeten, herhalen hun samen-zijn. De dichter gaat echter niet in op het samen zijn zelf, het dichter bij elkaar komen, vrienden worden. Het aspect dat hij in dit gedicht benadrukt is het effect dat dit heeft op ieder individueel: omdat je iemand blijft zien, ontdek je en geef je gestalte aan je eigen identiteit (‘zich herhalen’, dus). Ook de metafoor van de eerste regel krijgt een vervolg: wie iets uitsmeert, maakt de randen van het smeersel steeds geringer – in de woorden van de dichter ‘vager’.

(…) Je blijft jezelf méér,
omdat ook iemand anders zich
jou herinnert: iemand kan je geven
wat je van jezelf vergeten bent, wat niet was opgedoemd
als niemand het meer wist.

De derde zin (afgesloten met een punt) is een complexe grammaticale constructie. Het eerste deel staat op dezelfde regel van de voorgaande zin. Op die manier wil de dichter de lezer duidelijk maken dat hij blijft proberen uit te leggen wat het betekent ‘zich samen te herhalen’ en ‘uitgesmeerd te raken’. Ook het nieuwe zinnetje ‘Je blijft jezelf méér,’ lijkt wel eigengereid metaforisch taalgebruik – benadrukt door de eindpositie van ‘meer’ in het vers (vergelijk met ‘je blijft meer jezelf’), de klemtoontekens (‘méér’) én de komma die aanduidt dat het zinsdeel ten einde is (er is geen enjambement): je bent zó véél meer jezelf en je blijft het ook meer als je iemand anders blijft opzoeken, meer dan als je dat niet zou doen. In de volgende verzen wordt uitgelegd hoe dat komt. Mooi dat hij nu niet langer het ik, maar de andere centraal stelt (‘iemand anders’) ook met een wederkerend werkwoord (‘zich herinneren’), en opnieuw poëtisch spannend gemaakt door het enjambement na ‘zich’. Wat iemand anders jou kan geven wordt in twee spiegelende zinsdelen uitgelegd (‘wat … wat …’), telkens opnieuw in spanning veroorzakende enjambementen gegoten: die andere kan je iets in jezelf laten ontdekken waarvan je niet wist dat je het kon of had. De lezer kan zelf invullen wat dat dan precies zou kunnen zijn: vriendschap, trouw, begeerte …

Een kort, onaf begrip

De eerste strofe eindigt al even mysterieus. De dichter lijkt zijn overpeinzing kort te willen samenvatten, maar hoe?

van wat een vriend is:
iemand die zich jou herinnert, maar benieuwd blijft
naar wat verandert, zich jou
op meer manieren herinneren wil.

De tweede (en laatste) strofe blijkt slechts een zin te bevatten. En wat je vermoedde aan het einde van de eerste strofe wordt bewaarheid. Er komt een soort kort besluit, dat geformuleerd wordt in een drieslag: (1) ‘iemand die zich …’ (2) ‘maar benieuwd …’ (3) ‘zich jou …’. Waar de dichter zichzelf en de lezer wil op wijzen is wat het betekent een vriend te hebben, een vriend te zijn. Eén, die andere is iemand die jou kent – ‘iemand die zich jou herinnert’ – dezelfde woorden als in de eerste strofe. Twee, die andere is een vriend als hij je niet vastpint op wie je gisteren was, op wat hij van jou weet, wat hij van jou verwacht – een herhaling van het verschil tussen wie je gisteren en wie je vandaag bent uit de eerste strofe. En ten slotte, drie, die ander is iemand die verschillende facetten van je kent, wil kennen – naast de herhaling van ‘zich herinneren’ is er ook de echo van het ‘meer’ uit de eerste strofe.

Roelof ten Napel schreef een eigenzinnige ode aan de vriendschap. Geen platgelopen paden, geen clichés – noch inhoudelijk, noch in de verwoording. En dat is in niet geringe mate te danken aan de originele metafoor waarmee het gedicht opent. Fred Van Besien schreef in Metafoor: wiens begrip is het eigenlijk?: “De kracht van een metafoor, aldus Aristoteles (…), is haar levendigheid en haar vermogen de lezer te verrassen: omdat de lezer iets anders verwachtte, zal zijn verwerving van een nieuw idee hem des te meer onder de indruk brengen (…). Door een metafoor kunnen we het best iets nieuws vatten (…). Taal en denken zijn beide actief om ons snel een nieuw idee te laten vatten (…).” En dat doet Roelof ten Napel met een – voor mij toch – eigen, nieuw idee over vriendschap en identiteit. In de alinea net voor het vorige citaat schreef Van Besien dat het de metaforen zijn die het genie van een dichter blootleggen: “Aristoteles beschouwt de metafoor als het krachtigste middel om tot een waardige stijl te komen: (…) ‘omdat het maken van een metafoor het enige is waarvoor de dichter niet op een ander kan terugvallen, en alleen daaruit intelligentie blijkt. Want het tot stand brengen van een goede metafoor berust op het vermogen het overeenkomstige te zien’” Roelof ten Napel blijkt die poëtische intelligentie te hebben. Dat toont hij niet enkel in ‘Wie zich samen herhaalt’, maar ook in bijzonder veel andere gedichten van Dagen in huis.

Joost Dancet

– met dank aan Marianne, Danny Van De Velde en Koen Vandendriessche. Hun positieve feedback en kritische commentaar houden me – steeds opnieuw – op het juiste pad.

> Gedichten proeven – inhoudsopgave